Nieuws

Andreas Thiel en Carsten Lichtlein over hun positie tussen de palen

'Keepers zijn het zout van het handbal'


Vertaling: Frits Feuler  - Andreas Thiel (55) is onbetwist een legende onder de handbalkeepers. Een heel aparte status. Voor het begin van het 50e op 23 augustus in de Dortmunder Westfalenhalle ontmoette 'der Hexer' die twaalf jaar lang het doel van VfL Gummersbach verdedigde, de huidige keeper van de die club, Carsten Lichtlein (34).

Bent U blij als keeper niets met de strijd aan de cirkel van doen te hebben?
Lichtlein: Ja, ons spel is heel anders. Bij ons speelt het meest zich bovenin, in ons hoofd af. Als je ziet hoe die cirkelspelers bewerkt worden, is het heel mooi om dan in het doel te staan.

Thiel: Ik zie dat ook zo. Ik had nooit in het veld willen staan. Keepers zijn individuele sporters in een teamsport, hebben een specifieke job en een speciale opdracht en zijn het 'zout van het handbal'.

Zijn handbalkeepers altijd een beetje gekke types?
Lichtlein: Je moet zeker een beetje van Lotje getikt zijn. Niet iedereen gaat vrijwillig in het doel staan en laat de bal met 120 km per uur om de oren schieten! Hij is de laatste die nog iets kan uitroeien, iets kan voorkomen. Keepers onder elkaar zijn een team in het team.

Thiel: Natuurlijk zijn we op het veld op een of andere manier een beetje extrovert en hebben misschien wel een tik. Ik meen te mogen concluderen dat wij als keepers zeker geen watjes zijn. In het normale leven ben ik heel terughoudend, mijn houding op het veld heeft niets met mijn persoonlijkheid te maken.

Weten jonge handballers nog wie U bent als zij iets horen over'de Hexer?
Thiel: Nee, dat is beperkt tot mensen van mijn leeftijd minus tien jaar. Dat is ook oké. Alles heeft zijn tijd. Ik kan een verhaal uit de Westfalenhalle vertellen. Er was een oefenwedstrijd tegen de Russen. Ik was voor het eerst als keeperstrainer op de bank. Na de wedstrijd komt een jongetje naar me toe en wil een handtekening. Hij draait zich om en vraagt aan zijn moeder: "Mama, wie is dat?" Zijn moeder krijgt een rood hoofd en zegt: "Dat was nog in de tijd van mama!"

Hoe goed zijn nog de herinneringen aan die ene wedstrijd tegen Grosswallstadt, het debuut van de Hexer?
Thiel: Dat weet ik nog precies. Het was het seizoen '82/'83. Wij waren met vier titels ook de ploeg van het jaar. Dat was toen het beslissende duel. Toen werd je nog kampioen met tien verliespunten en als je een uitwedstrijd bij een directe concurrent won, was dat al een behoorlijke optie op de titel. We wonnen met een doelpunt verschil en ik stopte vijf strafworpen.

Zijn de reflexen nog steeds in orde?
Thiel: Je verleert niet de reflexen, je verleert ook niet het gevoel voor de situatie. Wat sinds tien jaar weg is, is de explosieve snelheid van de spieren.

Is dat dus talent?
Thiel: Niet noodzakelijk. Als wij beiden op een knop moeten drukken zodra we een licht zien, hebben we geen significante verschillen in de reactietijd. De vaardigheid die coördinatieve opdracht heel snel om te zetten, is talent. Dat betekent om geleerde bewegingen geautomatiseerd te kunnen toepassen. Twee factoren zijn belangrijk: factor training en factor snelle benen. En die krijg je van de lieve God!

Op welke manier is het spel van de keeper veranderd?
Lichtlein: Toen ik in 2000 in de Bundesliga kwam, werd er acht keer een wissel ingezet en op enig moment gooide iemand op doel. Nu gaat alles sneller. Er is niet veel tactiek. Iedereen kent de andere speler en ploeg van binnen en van buiten.

Thiel: De lichamelijke robuustheid en het atletisch vermogen zijn toegenomen. Bij ons destijds was 17-18 de einduitslag. Nu is die stand halverwege al bereikt. Dat betekent dat er meer ballen op doel komen. De concentratiefases zijn veelvuldig, maar wel korter. In mijn tijd was de handbalkeeper ook iemand die goed met de verdediging samenwerkte. Dat is wat minder geworden. Ik had steeds een welvaartsbuikje. Dat is nu ondenkbaar.

Welke rol had de keeper vroeger en wel heeft hij nu?
Thiel: Aan de belangrijkheid is niets veranderd. Je wordt Duits kampioen en je degradeert niet als achterin een bruikbare kwaliteit aanwezig is. Met een 'augurk' in het doel heb je geen kans. Dat is zo en was altijd zo. In het handbal heeft de doelman de hoogste waarde in de teamprestatie.
Schotbeelden zijn vandaag de dag onmisbaar. Kunt U bij elke speler zeggen waar hij gooit?

Lichtlein: Nee, dat gaat niet. Je kunt hooguit, als de speler op het einde een beetje moe is, vermoeden dat hij in een bepaalde hoek gooit.

Hoe sla je zo iets op?
Lichtlein: Dat zit allemaal in je hoofd. Ik kijk bijvoorbeeld twee, drie wedstrijden van een ploeg op video en noteer voor die wedstrijd dan alles. Iedere keeper is anders. Sommigen kijken geen video, anderen maken aantekeningen zoals ik dat doe. Silvio Heinevetter stond onlangs in een voetbaldoel bij een benefietwedstrijd en sloeg geen slecht figuur.

Hoe zou U dat hebben aangepakt?
Thiel: Precies hetzelfd! Ik ben in het voetbaldoel begonnen en sta vandaag de dag nog bij het team van de Kölner Advocatengroep bij voetbaltoernooien tussen de palen. Ik zou misschien niet zo goed als Silvio geweest zijn, daarvoor ben ik twintig jaar te oud. Maar hoe je in zo'n groot gat moet gaan staan, ja dat weet ik wel!

Lichtlein: Ik heb in de jeugd in Würzburg ook in een voetbaldoel gestaan. Mijn vader zei toen op een keer dat ik moest beslissen. In Grosswallstadt heb ik nog meegedaan aan een elfhandbaltoernooi. De volgende dag kon ik me nauwelijks bewegen. Je hebt immers nooit geleerd om correct af te rollen.

De Westfalenhalle is een handbal-cultstad. Welke duels waren het mooiste?
Thiel: De Europese wedstrijden met Gummersbach. De Westfalenhalle en Gummersbach waren een droom van geluk. Ook in het grote seizoen '82/'83 tegen Moskou in de finale van Europacup voor landskampioenen. 'Das war richtig geil!' Dat was een handbaltempel en echt, echt mooi! In 1988 werden we in die hal nog een keer Duits kampioen. We hadden nog één punt nodig tegen OSC Dortmund. Dat puntje hebben we met heel veel moeite en inspanning behaald.

Bron: DKB Bundesliga 

Deel dit bericht