Het gevreesde kanon Arjan Stuiver gaat stoppen.
Hij kan vreeslijk hard schieten en word dan ook door vele gevreesd, maar het gevreesde kanon, Arjan Stuiver, gaat aan het einde van het seizoen stoppen met tophandbal. “Ik blijf nog wel competitief handballen maar dan op een lager niveau” vertelt de dertig jaar gelden in Rotterdam geboren jongste Stuiver. “Ik heb er 14 jaar heel veel tijd ingestoken en veel gereisd om trainingen te volgen en wedstrijden te spelen. Ik ga nu wat dichter bij huis spelen zodat ik meer tijd overhoud voor mij privé leven”.
“Het enige nadeel met Arjan Stuiver was dat je nooit wist hoe scherp hij zijn vizier had ingesteld. Als de eerste twee drie ballen er niet in gingen dan had je als tegenstander meestal wel geluk want dan wilde het vaak niet meer zo goed lukken, maar als de eerste twee drie ballen er wel in vlogen dan kon je er gif op innemen dat hij de grens van tien doelpunten makkelijk kon overschrijden. Tien tot vijftien doelpunten per wedstrijd daar draaide hij dan vaak zijn hand niet voor om. Maar er waren toch ook wedstrijden waarin hij je in slaap had gesust maar dan plotseling het ene na het andere doelpunt scoorde. Dat is wel het meest typerende aan het spel van hem.
Op zijn zesde is hij begonnen bij het Rotterdamse Roda 71. “Op mijn zestiende vertrok ik naar Quintus waar ik onder Jan Alma mijn debuut heb gemaakt in de eredivisie vertelt hij. In de veertien jaar heeft hij slechts bij drie club gespeeld. Van Quintus ging hij naar Tachos en vervolgens heeft hij een jaar bij het Duitse Aurich gespeeld. Omdat de club het financieel niet kon redden was het na een jaar al weer over en keerde hij terug naar Quintus. Vervolgens keerde hij ook weer terug naar Tachos waar hij dan in mei een punt zet achter zijn topsportcarrière. Een carrière die hem ook nog een aantal caps in Oranje op heeft geleverd.
“De mooiste momenten in mijn carrière zijn toch wel de Europacup wedstrijden met zowel Tachos als Quintus. Het mooiste seizoen was het jaar dat in in Duistland heb gespeeld Een groot baalmomenten heb ik niet echte gehad” eindigt Stuiver